1903 - 1918
1903 - De film The Great Train Robbery
1905 - Einstein stelt relativiteitstheorie vast
1908 - Henry Ford introduceert de lopende band
1905 - Eerste nickelodeons (bioscopen) openen in de VS
1909 - Futuristisch manifest
1910 - 1912 Oprichting grote filmstudio's zoals Paramount Pictures
1914 - 1918 Eerste Wereldoorlog
1915 - De film The Birth of a Nation
1917 - Russische revolutie
1918 - Begin Spaanse griep pandemie
1918 - Oprichting Weimar Republiek
In de eerste decennia van de 20e eeuw wordt de westerse wereld ontwricht door oorlogen, een grieppandemie en nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen. Toenemende industrialisering en technologische vernieuwingen zorgen naast onzekerheid ook voor hoop op een betere toekomst. In deze tijd volgen veranderingen zich snel op. Dit geldt ook voor film.
Vanaf het begin van de twintigste eeuw ontdekten filmmakers hoe ze met film verhalen konden vertellen. Omdat er nog geen geluid was, leerden acteurs om met hun lichaam en gezichtsuitdrukking te acteren op een manier die speciaal werkte voor de camera. (Slapstick) Filmmakers bedachten nieuwe technieken om beelden aan elkaar te plakken en ze gingen experimenteren met camerastandpunten en -bewegingen. Zo ontstonden spannende, grappige of ontroerende scènes, en dus echte filmverhalen.
In deze periode begonnen ook de eerste filmgenres te ontstaan. Met de film The Great Train Robbery ontstond het genre 'de western' met verhalen over cowboys en het gevecht tussen goed en kwaad. Ook de slapstick werd populair: een komisch genre waarin mensen vallen, botsen en rare acties doen. Omdat films nog geen geluid hadden, was deze fysieke humor heel belangrijk en werd het al snel geliefd bij een groot publiek over de hele wereld.
Tegelijk net deze ontwikkelingen werden ook de eerste filmstudio’s opgericht, werd er reclame gemaakt voor films en kwamen er bioscopen. Er konden kopieën van films gemaakt worden met tussentitels in verschillende talen, zodat de film onder een wereldwijd publiek verspreid kon worden. Zo ontstond langzaamaan een filmindustrie. Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914–1918) had Europa het moeilijk. Veel landen waren in oorlog, dus het maken van films lag daar stil. In de VS ging de productie gewoon door. Steeds meer mensen gingen naar de bioscoop. Er ontstonden grote filmstudio’s en er werden steeds langere films gemaakt. Zo groeide Hollywood in Californië uit tot het centrum van de filmwereld.
Veel mensen denken bij de eerste films vooral aan films uit Europa en Amerika. Maar ook in Afrika, Azië en Zuid-Amerika werden al vroeg films gemaakt. Vaak werden deze gemaakt door Europese koloniale machthebbers en werden de niet-Europese culturen in deze films als “exotisch” of “vreemd” neergezet. Een voorbeeld is The Rose of Rhodesia (1917), een film met racistische stereotypen, waarin de witte Europese cultuur als superieur wordt getoond. Tegelijkertijd werden er in deze landen ook films gemaakt die de eigen cultuur toonden als juist een mooi onderdeel van het dagelijks leven, zoals Panorama of Calcutta (India, 1909), over het dagelijks leven aan de rivier de Ganges. De film Ramayana (India, 1913) vertelde een groots verhaal uit de hindoe-mythologie. En Momijigari (Japan, 1899) is een opname van een traditionele Japanse kabuki-theatervoorstelling.