Still: Everything Everywhere All at Once (Daniel Kwan, Daniel Scheinert (regie), VS 2022
Vanaf de jaren 90 verandert digitale technologie de wereld van film voorgoed. Met steeds verfijndere computertechnieken verbazen filmmakers het publiek met fantastische, spectaculaire en levensechte (nep-)beelden. Tegelijk zorgen digitale camera's voor een meer laagdrempelige, goedkopere manier van films maken. Het internet verandert op grote schaal de manier waarop films wereldwijd worden gedeeld en bekeken. De digitale beeldcultuur wordt in de 21e eeuw globaal en allesomvattend: bewegend beeld is nu overal en altijd te zien, in alle soorten en maten, van het grootste bioscoopscherm tot op een smartphone. Met de komst van nieuwe technologie als AI staan we nu wederom op een belangrijk punt in de ontwikkeling van film, waarvan we nog niet goed weten hoe het gaat uitpakken. Tegelijk staan er overal ter wereld makers op die de allesomvattende digitale beeldcultuur gebruiken om hele eigen filmverhalen te vertellen.
Spektakel en eenvoud
De ontwikkeling van digitale technologie en -technieken vanaf de jaren 90 heeft twee gezichten: aan de ene kant spektakel en vermaak, aan de andere kant eenvoud en realisme. Computertechnieken maken het mogelijk om nieuwe werelden te creëren, spectaculaire effecten te maken en zelfs hele personages digitaal te ontwerpen. Maar digitale technologie (zoals digitale camera's) betekent ook dat films sneller en goedkoper kunnen worden gemaakt.
Hollywood en het digitale spektakel
Hollywood gebruikt digitale technieken om het publiek te verbazen met spektakel, levensechte visuele effecten en fantastische werelden. In Terminator 2: Judgment Day (1991) wordt een vloeibare robot verbeeld met morphing: een digitaal gegenereerd visueel effect (VFX) waarmee je objecten en mensen kunt laten transformeren. In Jurassic Park (1993) werden voor het eerst met CGI (=computer generated imagery) 'levensechte' dinosaurussen gemaakt. De animatiestudio Pixar bracht in 1995 de 3D animatiefilm Toy Story uit, de eerste lange digitale animatiefilm. En waar voorheen met (analoge en later digitale) green screen-technieken in de montage verschillende achtergronden aan filmbeelden werden toegevoegd, maken green screens in Hollywood steeds vaker plaats voor virtuele sets: grote digitale LED-schermen waarop tijdens het filmen in de studio virtuele omgevingen kunnen worden gecreeërd. Computers hebben zo een vaste rol in het meevoeren van het publiek in de verbeelding van de makers. Film wordt van een analoge kunstvorm (met digitale elementen), steeds meer een digitale kunstvorm.
Still: Toy Story, John Lasseter (regie), VS 1995
Dogma 95: digitaal realisme
Niet iedereen was in de jaren 90 enthousiast over de ontwikkeling van digitale technologie. In Europa vonden sommige regisseurs dat Hollywood te veel bezig was met effecten en te weinig met 'echte' verhalen. De Deense filmmakers Lars von Trier en Thomas Vinterberg begonnen daarom in 1995 een beweging: Dogma 95. Ze schreven een manifest met tien strenge regels om films 'realistischer' te maken, als tegenwicht van het dominante Hollywood-spektakel. De belangrijkste regels waren:
filmen op bestaande locaties, niet in een studiodecor;
geen speciale of visuele effecten of belichting met professionele lichtapparatuur;
geen achteraf toegevoegde muziek of geluidseffecten;
en er moest altijd handheld gefilmd worden.
Dogma-films moesten gaan over 'echte' emoties en 'echte' mensen. Tegelijk maakten deze regisseurs juist volop gebruik van nieuwe digitale technologie: digitale camera’s. Klein, licht en goedkoop, met de mogelijkheid om zelf, onafhankelijk en vanuit de hand films te maken. De makers van Dogma-films gebruikten de mogelijkheden van digitale technologie dus op een totaal andere manier dan Hollywood: niet voor het maken van spectaculaire nep-beelden, maar juist om realistischer en directer te filmen. Bijvoorbeeld in de eerste Dogma film Festen uit 1998, geregisseerd door Thomas Vinterberg.
De twee gezichten van de digitale revolutie laten zien dat technologische vernieuwingen niet alleen maar goed of slecht zijn: het hangt ervan af wat je met die technologie wilt bereiken. Het belangrijkste is dus niet de technologie zelf, maar het doel van de filmmaker: wil je mensen verbazen met spektakel, of raken met 'echte ' verhalen?
AI: kans of bedreiging?
Kunstmatige intelligentie – meestal afgekort tot AI – speelt tegenwoordig een steeds grotere rol in de filmindustrie. En net als bij eerdere technologische ontwikkelingen, is er zowel enthousiasme als zorg. AI wordt al gebruikt om ideeën te bedenken en filmscripts te verbeteren, storyboards te maken en virtuele achtergronden te maken. En vooral in de post-productie-fase van het filmen wordt AI al veel ingezet, om te helpen bij het maken van VFX (visuele effecten) en als vervanging van green screens. Er is zelfs AI die acteurs in beeld eenvoudig kan verjongen. Toch zijn veel makers ook bang dat als scripts te vaak door computers worden geschreven films voorspelbaar en minder origineel worden. En dan is er nog de vraag rondom auteursrechten. Oftewel, wie uiteindelijk de bedenker en eigenaar is van de beelden die door AI zijn gemaakt. De filmmaker, of AI zelf? En wie mag dan allemaal gebruik maken van deze beelden? In deze (Engelstalige) video leer je meer over AI in film.
Meer weten over de toekomst van AI? Bekijk dan deze explainer.
Postmoderne film
De postmoderne manier van denken en werken uit de voorgaande jaren in de film (en kunst-) geschiedenis, krijgt in de jaren 90 zijn misschien wel ultieme vorm in de films van regisseur Quentin Tarantino. Zijn werk is sterk beïnvloed door de vele films die hij tegenkwam in de videotheek. Op deze manier ontdekte hij nieuwe stijlen en ideeën, die hij later in zijn eigen werk met elkaar combineerde, zoals Amerikaanse en Italiaanse (spaghetti-) westerns, actiefilms en thrillers uit Hongkong, filmstromingen zoals de Franse nouvelle vague uit de jaren 50 en 60, tv-series, stripverhalen en popmuziek en scores (=filmmuziek) van obscure genrefilms. Daarnaast worden de films van Tarantino vaak niet-chronologisch verteld: begin-midden-einde, maar niet in die volgorde, zoals je kunt zien in bijvoorbeeld Pulp Fiction (1994). Door het spelen met de chronologie, speelt Tarantino tegelijk zelfbewust met de verwachtingen van de kijker. Typisch postmoderne kenmerken zie je terug in zijn werk: pastiche (het bewust kopiëren en combineren van verschillende stijlen en stromingen, als een soort eerbetoon of spel met de beeldcultuur); het combineren van elementen uit zowel de 'hoge' (zoals schilderkunst of kunstfilms), als de 'lage' kunst (zoals popmuziek of tv-series); en een ironisch en zelfbewust spel met genre- en verhaalconventies (oftewel: de 'afspraken' of 'regels' waarmee een verhaal verteld wordt of een filmgenre wordt neergezet.)
Still: Pulp Piction, Quentin Tarantino (regie), VS 1994
The Matrix: filosofie als inspiratiebron
In 1999 wordt The Matrix uitgebracht, een sciencefictionfilm over mensen die leven in een schijnwereld die door computers is gemaakt. De film combineert invloeden uit strips, sciencefiction en actiethrillers uit Hongkong en is tegelijk geïnspireerd door Jean Baudrillard. Deze Franse filosoof stelde in 1981 dat de (postmoderne) mens in toenemende mate leeft in een hyperrealiteit, opgebouwd uit simulacra: 'levensechte' maar oppervlakkige en holle beelden, zonder oorsprong in de echte werkelijkheid. In The Matrix zegt Morpheus: “Welcome to the desert of the real.” Daarmee bedoelt hij dat de echte wereld bijna verdwenen is en is vervangen door een simulatie. Hoewel Baudrillard vond dat de film zijn ideeën niet precies weergaf, laat The Matrix goed zien hoe filosofie inspiratie kan zijn voor een spannend verhaal.
De eigen stijl van Wong Kar-wai
Een andere belangrijke onafhankelijke (= niet aan grote filmstudio's verbonden) filmmaker uit de jaren 90 is de Hongkongse regisseur Wong Kar-wai. Zijn films hebben een hele eigen, op het eerste gezicht typisch postmoderne stijl. Met opvallend kleurgebruik en production design, een belangrijke rol voor (pop-) muziek, het door elkaar gebruik van slowmotion, jump cuts, close-ups en een snelle, videoclipachtige manier van monteren.
Tegelijk gaan de films van Kar-wai over thema's zoals eenzaamheid, de vluchtigheid van het (postmoderne) leven, en het onvermijdelijke verstrijken van de tijd. Films zoals Days of Being Wild (1990) Chungking Express (1994), Fallen Angels (1995), Happy Together (1997) en In the Mood for Love (2000) laten personages zien die proberen échte verbinding te vinden in een wereld die voortdurend in verandering is. In de films van Wong Kar-wai gaat het veel meer om het proberen vast te leggen van indrukken, stemmingen en emoties, en het ervaren van de tijd als een reeks momenten waarin heden en verleden, herinnering, verbeelding en werkelijkheid door elkaar heen lopen en niet duidelijk van elkaar gescheiden zijn. Bekijk hieronder de openingsscène van Chungking Express.
Multimediale franchises
Met de komst van het internet in de jaren ’90 werd film, als onderdeel van de digitale beeldcultuur, allesomvattend. Studio’s brengen films al lang niet alleen meer uit voor vertoning in de bioscoop, maar als onderdeel van een multimediale strategie. De commerciële blockbuster-formule is nog steeds dominant, met premières op online platforms, tv-series gebaseerd op bioscoopfilms, en franchises waarbij films niet meer op zichzelf staande titels zijn, maar onderdeel van een 'Cinematic Universe' zoals Harry Potter of Marvel.
Metamoderne chaos en ironie
Zorgen zijn er ook. De stortvloed aan bewegend beelden die altijd en overal beschikbaar zijn (en waarvan steeds moeilijker is vast te stellen of het om échte of nep-beelden gaat) in combinatie met de postmoderne idee dat dé waarheid niet bestaat, alles relatief is en betekenis niet vaststaat, leidt volgens sommigen ook tot gevoelens van oppervlakkigheid, vrijblijvendheid en zinloosheid.
De film Everything Everywhere All at Once (2022) gaat precies hierover: hoe vind je wat écht belangrijk en betekenisvol is in een wereld waarin álles om aandacht vraagt? Met gebruik van CGI (en zelfs AI) en verschillende genres en animatietechnieken verbeeldt de film een “multiversum” (meerdere werelden, zoals in Marvel-films). Hiermee zegt de film op zowel een spectaculaire, grappige, vreemde, als serieuze manier iets belangrijks over de grote hoeveelheid beeld die elke dag op alle mogelijke manieren op ons afkomt. En vooral: hoe wij vanuit die oneindige beeldenstroom toch nog waarde en betekenis kunnen geven aan ons bestaan. De film wordt zo door sommige mensen (en de makers zelf!) een voorbeeld genoemd van het metamodernisme. Dat is een manier van denken en werken die tegelijk postmodern, grappig én serieus is en oprechtheid probeert te vinden in een wereld vol ironie en chaos.
Hybriditeit
Everything Everywhere All at Once is niet alleen een voorbeeld van het metamoderne, de film wordt ook vaak hybride genoemd. Hybriditeit is een woord dat tegenwoordig vaak gebruikt wordt om de bijzondere manier te begrijpen waarop kunst en cultuur in onze digitale beeldcultuur wordt gemaakt.
Eenvoudig gezegd betekent hybriditeit: het met elkaar mengen van verschillende dingen, zodat er iets nieuws ontstaat. Bijvoorbeeld het vermengen van verschillende filmgenres, zoals in de Britse sciencefiction-comedy-horrorfilm Attack the Block (2011), over een Londense straatbende die ten strijde trekt tegen buitenaardse wezens.
Maar hybriditeit gaat om meer dan alleen het vermengen van genres en stijlen om zo een verhaal op verrassende en vermakelijke manier te vertellen. Het gaat ook over, onder andere, culturele identiteit. Over wie je bent en in welke cultuur je je thuisvoelt.
Everything Everywhere All at Once is een hybride absurdistisch science-fiction familiedrama, maar gaat óók over het generatieconflict tussen een moeder en dochter uit een familie van Chinese immigranten die hun plek vinden in de Amerikaanse samenleving. De personages hebben wat sommige denkers noemen een 'hybride culturele identiteit': niet helemaal Chinees, niet helemaal Amerikaans, maar iets nieuws, ertussenin. Filmkenners zeggen dat de absurde reis door het multiversum die in de film gemaakt wordt een metafoor is, een symbool, voor hoe (heel postmodern) veranderlijk culturele identiteit is.
Karrabing Film Collective: hybride collectief
Hybride kenmerken zie je ook in het werk van Karrabing Film Collective, uit Australie. Met eenvoudige digitale (telefoon-)camera's maken zij films over hun eigen aboriginal-gemeenschap, tradities en de band met het Australische landschap. En vooral: de manier waarop hun eigen, eeuwenoude cultuur in dialoog is met het door Europese kolonisten opgelegde christelijke geloof en de moderne Australische wetgeving. Dit zie je goed in de film Wutharr, Saltwater Dreams (2016), waarin de oorzaak van een defecte motorboot in de Australische bush centraal staat. Is het een teken van de Aboriginal voorouders? Een straf van een christelijke God? Tegelijk wordt de regel- en bemoeizucht van de Australische overheid aan de kaak gesteld. Bekijk hier een fragment:
Met ironie, humor, taal, improvisatie en experimentele (digitale) montagetechnieken gebruiken de makers van Karrabing film niet alleen als kunstzinnige uiting, maar ook als een middel om hun eigen (lokale) cultuur uit te dragen, vast te leggen en met de wereld te delen. Tússen eeuwenoude traditie en digitaal experiment. Daarnaast werken de makers samen met professionals én niet-professionals van over de hele wereld, zonder groot budget. Sommige denkers noemen de hybride werkwijze van Karrabing dan ook wel glocal: tegelijkertijd globaal én lokaal, tussen de mogelijkheden en de thema's die de wereldwijde digitale beeldcultuur en internet en het uitdragen, vastleggen en delen van de éigen cultuur. Lees hier meer over het werk van Karrabing.
Still: The Family, Karrabing Film Collective (regie), AUS 2021
Sinds de jaren 90 heeft digitale technologie de filmwereld niet alleen ingrijpend veranderd, maar ook verbreed. Film kan vandaag de dag zowel groter, spectaculairder en virtueler zijn dan ooit, en tegelijk kleiner, persoonlijker en realistischer. Makers benutten dezelfde digitale middelen om totaal verschillende doelen te bereiken: Grote studio's en Hollywood om werelden te creëren die niet bestaan, onafhankelijke filmmakers om juist dichter bij het echte leven te komen. Tegelijk speelt postmodern en metamodern denken met ironie, chaos en hybride identiteiten, in een tijd waarin beeld voortdurend om onze aandacht vraagt. De digitale beeldcultuur maakt film globaal, maar biedt makers overal ook de kans om hun lokale verhalen te delen. Nieuwe technologieën, zoals AI, roepen bovendien vragen op over creativiteit, auteurschap en originaliteit. Samen laten deze ontwikkelingen zien dat film voortdurend in beweging is: een kunstvorm die steeds nieuwe manieren vindt om verhalen te vertellen, betekenis te geven en mensen te verbinden in een wereld vol beelden.
<<< Terug naar 1975-1990: blockbusters, nieuwe technologie en videoclips