1955-1975: vrijheid, verzet en maatschappijkritiek

Terug naar de tijdlijn filmgeschiedenis

Still: La battaglia di Algeri ('The Battle of Algiers'), Gillo Pontecorvo (regie), IT-ALG 1966

De wederopbouw van landen in Europa na de Tweede Wereldoorlog, gesteund door de Verenigde Staten, leidt in de jaren 50 tot economische voorspoed. De welvaart groeit en lonen stijgen. Dat geld wordt uitgegeven aan goederen zoals wasmachines, stofzuigers en andere innovaties in en om het huis, maar ook aan vrije tijd. De consumptiemaatschappij ontstaat, waarvan de gemakken en pleziertjes in reclames worden aangeprezen via massamedia zoals radio en televisie. Er ontwikkelt zich een echte massacultuur, die gedomineerd wordt door de Verenigde Staten. Het ideaal van vrijheid dat in de naoorlogse Amerikaanse cultuur weerspiegeld wordt, zorgt er ook voor dat er een nieuw soort jongerencultuur ontstaat, die zal overslaan naar landen in Europa : tegen de gevestigde orde, tradities en oudere generaties.

Gestuntel in de stad

In 1967 maakt de Franse regisseur Jacques Tati de film Playtime. Deze komedie gaat over meneer Hulot, die zijn weg probeert te vinden in een hypermodern vormgegeven Parijs. Thema van de film is expliciet de naoorlogse, stedelijke consumptiemaatschappij en massacultuur. Parijs is vormgegeven als een verwarrend en in grauwe kleuren vormgegeven stadsdoolhof van glas en staal, vol met onder andere reclame, haperende technische snufjes en busladingen vol (Amerikaanse) toeristen. Met het gebruik van totaalshots en een uitgekiende mise-en-scène, komt het slapstickachtige gestuntel van de hoofdpersoon en andere personages maximaal tot zijn recht. Bekijk hier een scène.

Still: Playtime, Jacques Tati (regie), FR 1967

De Koude Oorlog

De politieke spanning tussen de kapitalistische Verenigde Staten en de communistische Sovjet-Unie, met de voortdurende dreiging van een kernwapenconflict, is voortdurend aanwezig in de jaren 50 en 60. De Koude Oorlog word dit conflict genoemd, en het beïnvloedt ook de filmwereld. Er wordt door de Amerikaanse overheid scherp gelet op filmmakers die zich bezighouden met zogenaamde 'anti-Amerikaanse' (en 'pro-communistische') activiteiten. Al te politiek, moreel of maatschappelijk gevoelige onderwerpen worden vermeden om niet als 'rode spion' te worden opgepakt: de 'red scare' oftewel het 'rode gevaar' beheerst de cultuur net zo goed als vrijheid en economische voorspoed. Niet alleen in de Verenigde Staten, maar ook in Europese landen die gesteund worden door Amerika.

Animal Farm en de CIA

In 1955 wordt in het Verenigd Koninkrijk de eerste lange animatiefilm van Britse makelij uitgebracht: Animal Farm, naar het beroemde boek van George Orwell. Het is een satirisch commentaar op het ontstaan van de Sovjet-Unie na de Russische Revolutie en het totalitaire bewind onder sovjetleider Jozef Stalin. In het boek zijn de overwinnaars de varkens (die het communistisch regime onder Stalin moeten voorstellen). Maar op aanwijzingen van de Amerikaanse spionagedienst CIA, krijgt de animatieversie een ander einde. In plaats van een communistische zege, wordt het regime van de varkens omvergeworpen door de andere dieren van de boerderij. De boodschap, met dank aan de CIA: het communisme delft het onderspit en het rode gevaar wordt verslagen.

Tot dat de bom valt

In 1964 wordt Dr. Strangelove, Or: How I Learned to Stop Worrying and Love The Bomb uitgebracht. Deze Amerikaanse film van de invloedrijke regisseur Stanley Kubrick heeft expliciet de Koude Oorlog en de angst voor het communisme in de Verenigde Staten als onderwerp. In plaats van een spannende politieke thriller, zoals gebruikelijk in die tijd, verpakt Kubrick dit actuele onderwerp in een satire, boordevol zwarte humor en groteske personages. Bekijk de scène waarin de Amerikaanse president belt met de Russische regeringsleider om te vertellen dat de Verenigde Staten 'per ongeluk' bommen heeft afgevuurd op de Sovjet-Unie.

De komst van televisie en Hollywood

Televisie ontwikkelt zich in de jaren 50 snel tot een echt massamedium met een miljoenenpubliek. Ook in Nederland, waar in 1951 de allereerste tv-uitzending plaatsvindt (in zwartwit). TV verdringt al snel radio als een belangrijke bron van vermaak, informatie en reclame. Ook voor films in de bioscoop wordt televisie de belangrijkste concurrent. Hollywood probeert het publiek naar de film te lokken met nieuwe, spectaculaire uitvindingen, zoals films in breedbeeld (met het idee dat het publiek nog meer de wereld van de film wordt ingetrokken), levendige kleuren en 3D technologie. Tegelijk brokkelt het Hollywood-studiosysteem dat in de eerste helft van de twintigste eeuw ontstond. Filmstudio's verliezen een belangrijke pijler van hun machtige positie in de filmwereld als het ze wordt verboden om nog langer eigen bioscopen te bezitten. Het systeem van verticale integratie, waarin een filmstudio alle onderdelen van het filmproces beheerst, van scenario tot aan distributie en marketing, wordt afgebouwd.

Nieuwe filmstroming in Frankrijk: nouvelle vague

In Frankrijk ontstaat vanaf het midden van de jaren 50 de nouvelle vague ('nieuwe golf'). Geïnspireerd door de rebellie van de jeugdcultuur zetten de filmmakers van de nouvelle vague zich openlijk af tegen de tradities en conservatieve waarden van oudere generaties. Zij laten een vrije en onderzoekende manier van films maken zien, in de geest van het Italiaanse neorealisme. Vanuit het idee dat film, net als andere vormen van kunst, een middel voor persoonlijke expressie, reflectie en experiment kan zijn.

F*ck de regels!

De nouvelle vague zet het continuïteitssysteem van Hollywood op zijn kop, en alle spelregels waarmee de illusie van een logisch samenhangende filmwereld in stand gehouden wordt, worden doorbroken. Filmmakers als Agnès Varda, François Truffaut en Jean-Luc Godard gebruiken bijvoorbeeld springerige, ritmische jump cuts die het gevoel van een vloeiende overgang van het ene shot naar het andere doorbreken - en doorbreken de filmische illusie van de 'vierde wand' (=van waarachter de kijker onbespied de wereld van de film gadeslaat) door acteurs zich rechtstreeks tot de camera te laten richten.

New wave in Tsjechoslowakije

Ook in het communistische Oost-Europa staan er jonge makers op die, geïnspireerd door de onderzoekende en reflectieve films van het Italiaanse neorealisme en de jeugdige speelsheid van de Franse nouvelle vague, films maken. Maar omdat alle kunst en cultuur hier onder streng toezicht van het communistisch regime staat, wordt het experiment gebruikt om op een meer indirecte manier commentaar te leveren op politiek en maatschappij. Bijvoorbeeld in The Cassandra Cat (1963) (Engelse titel), over een zonnebril-dragende kat. Als zijn zonnebril afgaat, onthult de blik van de kat de 'ware kleuren' van mensen. Bedriegers worden geel, dieven grijs, verliefden rood en leugenaars paars. Het is een luchtig filmsprookje, dat met speels maar krachtig kleurgebruik een maatschappelijk thema aansnijdt: het verhullen van je 'echte zelf' in een samenleving die onder strenge controle van de machthebber staat.

Still: Az prijde kocour ('The Cassandra Cat'), Vojtěch Jasný (regie), CS 1963

Rebelse opstand in realistische documentaire-stijl

In 1966 wordt de Italiaans-Algerijnse film La battaglia di Algeri (Engelse titel: The Battle of Algiers) ('De Slag bij Algiers') uitgebracht. De film - over de opstand van Algerijnse rebellen tegen de Franse overheersers in het midden van de jaren 50 - gebruikt neorealistische technieken om op rauwe, realistische wijze verslag te doen van deze historische gebeurtenis. Net zoals de neorealisten, zijn de meeste acteurs niet-professioneel en is er op locatie gefilmd. De film met veel vanuit de hand gefilmde scènes heeft zo'n realistische vormgeving dat veel kijkers dachten dat ze naar een echte nieuwsreportage zaten te kijken. In werkelijkheid was de Italiaanse regisseur Gillo Pontecorvo niet alleen beïnvloed door de rauwe beeldtaal van het neorealisme, maar ook door een documentaire-stijl die ook in de jaren 60 ontstaat: cinéma vérité ('waarachtige film'). Feitje: pas in 1971 werd de film voor het eerst in Frankrijk vertoond, omdat het om 'anti-Franse propaganda' zou gaan.

Postkoloniale film in Senegal

In 1960 wordt in Senegal formeel de onafhankelijkheid uitgeroepen, na eeuwenlang onder het koloniale bewind van Frankrijk te hebben gestaan. Moesten de films voor de onafhankelijkheid van Frankrijk voldoen aan allerlei regels van de kolonisator, vanaf de jaren 60 kunnen filmmakers in Senegal meer hun eigen weg gaan. In 1973 komt de film Touki Bouki uit. In de film, een voorbeeld van Third Cinema (lees het kader hieronder) zie je de invloeden van de Franse nouvelle vague, in de vorm van jump cuts en ritmische dissonanten in de geluidsmontage. Tegelijk is de film sterk beïnvloed door Afrikaanse verteltradities. Touki Bouki volgt twee jonge mensen die dromen van een beter leven in Parijs en proberen te ontsnappen aan de armoede in Senegal. De film behandelt thema’s als vervreemding, de zoektocht naar een eigen identiteit en laat zien hoe de dromen van de jonge generatie in Senegal botsen met de realiteit van sociale ongelijkheid en de erfenis van het Franse kolonialisme. Bekijk deze video over de impact van Touki Bouki.

Still: Touki Bouki, Djibril Diop Mambéty (regie), SEN 1973

Third Cinema

In 1968 komen de Argentijnse filmmakers Fernando Solanas en Octavio Getino met een nieuw idee: Third Cinema. Hiermee zetten zij zich af tegen op vermaak gerichte films uit de Verenigde Staten ('First Cinema') en de kunstzinnige experimenten uit Europa ('Second Cinema'.) Film moet meer zijn dan vermaak: mensen aan het denken zetten en oproepen tot verandering is het doel. Third Cinema draait om thema's als armoede, identiteit, kolonialisme, onderdrukking en vrijheid. Film als wapen tegen onrecht, een stem geeft aan onderdrukten, nieuwe perspectieven laat zien en het publiek uitdaagt kritisch naar de wereld te kijken. Lees hier meer over Third Cinema.

De male gaze

In de jaren 60 en 70 worden traditionele machtsstructuren in de Verenigde Staten en Europese landen openlijk bevraagd en uitgedaagd. Niet alleen in protesten op straat, maar ook in de kunsten. Kunstenaars, maar ook studenten aan universiteiten en denkers leveren kritiek op hoe massamedia zoals tijdschriften, reclame, film en televisie bepaalde ideeën op een aantrekkelijke en verleidelijke manier 'verkopen' aan het publiek en door de enorme schaal waarmee dit gebeurt, ondersteunen en bevestigen. Een van die traditionele ideeën is de rol van 'de vrouw'. En vooral de beeldvorming of representatie van vrouwen in (Europese en Noord-Amerikaanse) kunst en cultuur. Cultuuronderzoekers en filmmakers zien dat de manier waarop vrouwen traditioneel in beeld worden gebracht (zowel in de kunstgeschiedenis, in films, maar ook in bijvoorbeeld reclames) echt anders is dan mannen. Vaak als passief lustobject, zonder eigen identiteit of stem, vanuit een bepaald schoonheidsideaal. Vooral bedoeld om bekeken te worden door heteroseksuele, witte mannen - ook al bestond het publiek natuurlijk net zo goed uit (onder andere) vrouwen (van kleur): de male gaze (oftewel: de 'mannelijke blik') wordt dit genoemd.

Jeanne Dielman, 23, Quai du Commerce, 1018 Bruxelles

In 1975 komt Jeanne Dielman, 23, quai du Commerce, 1080 Bruxelles uit, van de Belgische filmmaker Chantal Akerman. De film is beroemd vanwege de long takes waarin de handelingen in het dagelijks leven van de hoofdpersoon (koken, schoonmaken, boodschappen, haar zoon opvoeden) in minutenlange, statische shots worden getoond, zonder camerabewegingen of wisseling van standpunten. Op indrukwekkende en experimentele wijze bevraagt deze film de rol van de vrouw en hoe ze wordt gerepresenteerd in film. Het dagelijks leven, zonder opsmuk, realistisch: ook in deze feministische film zien we de invloed van de Italiaanse neorealisten terug.

Still: Jeanne Dielman, 23, Quai du Commerce, 1018 Bruxelles, Chantal Akerman (regie), BEL 1975

>>> Verder lezen 1975-1990: blockbusters, mashups en video (coming soon)

<<< Terug naar 1927-1955: geluid en kleur, oorlog en (weder-)opbouw

Volg ons op