1927-1955: geluid en kleur, oorlog en (weder-)opbouw

Terug naar de tijdlijn filmgeschiedenis

Still: The Wizard of Oz, Victor Fleming (regie), VS 1939

Grootschalige veranderingen, crisis, oorlog en (weder-)opbouw kenmerken de periode in de filmgeschiedenis tussen 1927 en 1955. De eerste tekenen dat film een echt massamedium is dat grote groepen mensen overal ter wereld vermaakt, informeert, en beïnvloedt, worden zichtbaar. Samen met de opkomst van de radio in de jaren 20 zorgt film ervoor dat massacommunicatie veel directer wordt. Beroemdheden, reclame en andere kenmerken van de populaire cultuur zoals we die nu kennen, ontstaan.

De beurskrach van 1929 op het Amerikaanse Wall Street (het centrum van de internationale financiële wereld) leidt tot de crisis van de jaren 30, die wereldwijd grote gevolgen heeft. Op zoek naar ontsnapping aan de sombere en onzekere werkelijkheid van alledag, bieden de glitter en glamour van Hollywoodfilms een uitvlucht. De geluidsfilm komt op en in de jaren 30 ontwikkelt de musical vol zang en dans zich tot het ultieme Hollywood-genre, terwijl ook de vrolijke en kleurrijke tekenfilms van Walt Disney populair zijn.

Klassieke Hollywoodstijl

Vanaf eind jaren 20 groeit Hollywood uit tot filmhoofdstad van de wereld. Het studiosysteem met verticale integratie, filmsterren en genrefilms heeft als doel: winst maken volgens een bepaalde vaste formule, met een goedkope en efficiënte manier van produceren.

In het Hollywood studiosysteem ontstaat ook de invloedrijke klassieke Hollywoodstijl: een kenmerkende manier van een filmverhaal vertellen volgens de regels van de continuïteitsmontage (of continuïteitssysteem). De doordachte technische en artistieke keuzes op het gebied van cameravoering, montage en later, geluid, zijn als het ware 'onzichtbaar' gemaakt en vallen zo min mogelijk op. Alles staat in dienst van het in stand houden van de illusie van een vloeiende en ononderbroken ('continue') samenhang tussen beeld en geluid, zodat de kijker volledig kan opgaan in het verhaal.

Een ander belangrijk kenmerk van de klassieke Hollywoodstijl is de manier waarop het verhaal vaak, en onafhankelijk van het genre, een vaste structuur volgt, met een duidelijke hoofdpersoon (protagonist) die een bepaald doel wil bereiken, te maken krijgt met obstakels (en tegenstanders, oftewel antagonisten), het verhaal tot een hoogtepunt (climax) komt en afloopt: de hero's journey oftewel de 'heldenreis'.

Geluid

Vanaf de beginjaren van de filmgeschiedenis wordt er al geëxperimenteerd met geluid. Toch hebben deze stille films geen 'eigen' geluid. Verhaal, dialoog en de emoties van de personages worden verduidelijkt met tussentitels, live in de theaterzaal uitgevoerde muziek en geluidseffecten, of met iemand die naast het witte doek de gebeurtenissen toelicht (een 'explicateur').

Pas in 1927 komt het grote publiek voor het eerst in aanraking met de geluidsfilm zoals we die nu kennen: met synchroon, oftewel gelijktijdig met het beeld afgespeeld geluid. Voor het eerst hoort het publiek stemmen en omgevingsgeluid die het gevoel echt een andere wereld in te stappen, nog eens versterken. 'Talkies' worden deze eerste geluidsfilms genoemd en ze zijn een groot succes. In The Jazz Singer hoort het publiek voor het eerst een acteur zingen én praten op het scherm. In racistische blackface, dat wel. Net als in The Birth of a Nation (en vele andere Hollywoodfilms) worden zwarte Amerikanen gereduceerd tot schadelijke stereotypen, ook in The Jazz Singer.

Geluid en emotie

In de vroege Britse talkie Blackmail uit 1929 (van de beroemde (latere Hollywood-)regisseur Alfred Hitchcock) zie je hoe filmmakers al snel doorhebben dat geluid ook toegepast kan worden om ons dichter bij de belevingswereld van het personage te brengen. In een scène uit deze film reageert een personage geschrokken op het gesproken woord ‘mes’. Op zuiver audiovisuele wijze wordt de emotionele reactie van het personage versterkt en de spanning van het moment vergroot.

De overgang van de stille film naar de geluidsfilm was zo makkelijk nog niet. Filmstudio’s moeten wennen aan de nieuwe technologie, en de acteurs aan het passend gebruiken van hun stem op een set, voor de camera. In de film Babylon (2022) zie je hoe cast en crew van een Hollywoodfilm in deze overgangsperiode van stille- naar geluidsfilms worstelen met de nieuwe geluidstechniek.

Kleur

Al vanaf de beginjaren wordt kleur gebruikt. Vaak wordt de film met de hand ingekleurd, of de filmstrip in gekleurde vloeistof gedoopt in een proces van 'tinting' of 'toning'. Beide technieken zie je in de film De molens die juichen en wenen (1912). Maar 'levensechte' kleur lukt pas als het Amerikaanse bedrijf Technicolor in 1932 een nieuwe (maar zeer kostbare) methode op de markt brengt: het filmen in de kleuren rood, groen en blauw, die gecombineerd alle kleuren van de regenboog kunnen produceren.

Middenin de crisis van de jaren '30 brengt Walt Disney de korte animatiefilm The Three Little Pigs (1933) uit, in Technicolor en met geluid. De animatiefilm wordt in de Verenigde Staten een groot succes en het liedje 'Who's Afraid of the Big Bad Wolf?' wordt beschouwd als een luchtig tegenwicht voor de ellende van de depressiejaren.

Van sepia naar Technicolor

In 1939 komt de film The Wizard of Oz uit in de Amerikaanse bioscopen: waarschijnlijk het bekendste voorbeeld van het gebruik van Technicolor in deze periode in de filmgeschiedenis. De overgang van de sombere sepia-tinten van de staat Kansas naar het levendige, kleurrijke Land van Oz laat zien hoe kleur betekenis en beleving kan toevoegen aan een film.

Propaganda

De klassieke Hollywoodstijl met het continuïteitssysteem, de geluids- en kleurenfilm maken Hollywood het centrum van de massacultuur en de wereldwijde vermaaksindustrie. Tegelijk is de crisis van de jaren '30 (en in Duitsland de erfenis van de Eerste Wereldoorlog) een voedingsbodem voor totalitaire regimes. In Duitsland komt Hitler aan de macht en ontstaat een fascistische dictatuur, maar ook in Italië, Spanje en Japan ontstaan er totalitaire bewinden.

In Duitsland ziet Hitler de mogelijkheden van radio, maar ook film als propagandamiddel om zijn fascistische ideeën te verspreiden. Regisseur Leni Riefenstahl krijgt van Hitler de taak om films te maken die de zogenaamde kracht en grootsheid van nazi-Duitsland laten zien en de vermeende superioriteit van het 'Germaanse volk', zoals in Triumph des Willens (1935) en Olympia (1938).

De wereld als speelbal

In 1940, aan het begin van de Tweede Wereldoorlog, wordt in de Verenigde Staten The Great Dictator uitgebracht, geschreven, geregisseerd (en gespeeld) door de joodse slapstick-acteur Charlie Chaplin. De film is een echte politieke satire, die commentaar levert op de totalitaire regimes van nazi-Duitsland en Italië. In een beroemde scène danst Chaplin in de rol van dictator Adenoid Hynkel met een globe, op (de door Hitler omarmde) operamuziek van Richard Wagner. De parallellen met de grimmige werkelijkheid zijn overduidelijk: de wereld als speelbal in de handen van een genadeloze tiran.

Hedendaagse propaganda

In onze hedendaagse (digitale) beeldcultuur worden, net als vroeger, beeld en geluid volop ingezet om mensen te beïnvloeden. Deepfake en A.I. worden gebruikt om nepbeelden te genereren. Bots en trolls manipuleren de publieke opinie via sociale media. Bekijk deze aflevering van Tegenlicht in de klas over propaganda anno nu.

Wederopbouw: bezinnen en opnieuw beginnen

Na de Tweede Wereldoorlog ligt de wereld in puin. De droom van een betere wereld door vooruitgang spat uiteen. Voor overlevenden blijven vooral vragen over: Wat nu? Hoe verder? Opnieuw beginnen? Maar dan zonder het naïeve vooruitgangsdenken uit het begin van de twintigste eeuw. Tegelijk worden na de Tweede Wereldoorlog voormalige Europese koloniën zoals India (1947) en Indonesië (1949) onafhankelijk en wordt film een middel om de eigen nationale identiteit te vieren, te verkennen en er op te reflecteren.

Film noir

Al tijdens de Tweede Wereldoorlog ontstaat er in Hollywood een nieuwe, kenmerkende filmstijl: film noir. Geen traditionele helden, maar getroebleerde protagonisten met een schimmig verleden, verleidelijke maar gevaarlijke femmes fatale en een wereld vol intrige, corruptie, misdaad en geweld. Films noir worden gezien als een pessimistisch (maar nog steeds glamoureus) commentaar op onzekerheid en morele dubbelzinnigheid in oorlogstijd: niemand is te vertrouwen, de toekomst is onzeker. Een sombere kijk op mens en wereld, met beeldtaal die we kennen uit het Duits expressionisme: harde contrasten tussen licht en donker, onheilspellende schaduwen en silhouetten, asymmetrische beeldcomposities en tegenlicht. Regisseurs als John Huston, Otto Preminger en Billy Wilder maken films met een beklemmende, duistere sfeer en stijl. Een Engelstalige video met veel voorbeelden van films noir kun je hier bekijken.

Still: Double Indemnity, Billy Wilder (regie), VS 1944

Italiaans neorealisme

Na de Tweede Wereldoorlog ligt Europa in puin. De politieke spanningen tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie leiden tot de Koude Oorlog. Europa wordt verdeeld in een kapitalistisch westen (gedomineerd door de Verenigde Staten) en een communistisch oosten (beheerst door de Sovjet-Unie).

In de letterlijke puinhopen van een door oorlog verwoest land ontstaat in Italië een echt nieuwe filmstroming: het neorealisme. Deze films zijn een reactie op de glamoureuze films die onder het fascistische bewind van Mussolini in oorlogstijd werden gemaakt en draaien om het verbeelden van het 'echte' leven van alledag, realistisch, zonder pracht en praal. Met amateurs in de hoofdrol in plaats van professionele acteurs, gefilmd op echte locaties in plaats van filmsets in een studio en verhalen zonder echte helden en zonder een duidelijk happy end. Regisseurs zoals Roberto Rossellini en Vittorio De Sica (Ladri di biciclette (1948), letterlijk: 'Fietsendieven') maken films waarin de verwoesting van de oorlog en de uitdagingen van leven in een wereld in puin zichtbaar en invoelbaar zijn.

Roma, città aperta (1945) (letterlijk: 'Rome, open stad') van regisseur Roberto Rossellini is een van de bekendste films van het Italiaans neorealisme. De film speelt zich af in 1944, in het door nazi's bezette Rome. Op een rauwe en realistische manier laat de film zien hoe het verzet tegen de Duitsers werkte, en hoe zwaar het leven was voor gewone burgers.

De eerste Indonesische film

Na een bloedige onafhankelijkheidsoorlog wordt de voormalige Nederlandse kolonie Nederlands-Indië in 1949 formeel een zelfstandige republiek: Indonesië. Onder het koloniaal bewind van Nederland (en in de Tweede Wereldoorlog, onder de Japanse bezetting) worden er wel al films gemaakt en vertoond, maar in 1950 komt de eerste echt Indonesische film uit: Darah dan Doa. Met de strijd om onafhankelijkheid van het land als thema, is het een voorbeeld van hoe film ook na de Tweede Wereldoorlog een belangrijke rol speelt in het vormgeven van een (nationale) identiteit, dit keer van de nieuwe republiek Indonesië. Feitje: de eerste draaidag van de film (op 30 maart 1950) wordt in Indonesië ieder jaar gevierd als het officiële begin van de Indonesische film: de 'nationale filmdag'.

India: parallel cinema

In 1947 maakt India zich los van het Britse koloniale rijk en wordt het land formeel onafhankelijk. Onder het Britse bewind zijn er dan eerder al filmindustrieën ontstaan, zoals de bekende Hinditalige films (meestal musicals) uit 'Bollywood' (Mumbai, voorheen: Bombay.) Na de onafhankelijkheid ontstaat er in het oosten van India een nieuwe filmstroming, met wortels in de Bengaalse taal en cultuur: de parallel cinema. De filmmakers van de parallel cinema zetten zich openlijk af tegen de glitter, glamour, muziek en dans van de populaire hindi-musicals uit Bollywood. Verhalen over het leven van gewone mensen in India staan centraal, geïnspireerd door de rauwe en realistische beeldtaal en productiemethoden van de Italiaanse neorealisten.

Een van de bekendste regisseurs van de Bengaalse parallel cinema is Satyajit Ray, die in 1955 Pather Panchali uitbrengt. Pather Panchali is de eerste film in een trilogie over de jeugd en weg naar volwassenheid van Apu, die opgroeit op het platteland. Gefilmd op locatie met natuurlijk licht als voornaamste bron, zonder dure studio-apparatuur en met niet-professionele acteurs in de hoofdrol staan de uitdagingen van het leven van alledag centraal, met op de achtergrond thema's zoals platteland versus stad, traditie en vernieuwing, en de grote maatschappelijke, culturele, technologische en politieke veranderingen in het India van de twintigste eeuw.

Volg ons op
s