Still: Kurutta Ichipēji ('A Page of Madness'), Teinosuke Kinugasa (regie), JP 1926
Vanaf de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) vinden er in hoog tempo veranderingen plaats in de wereld van film. Zo ontstaat er in verschillende landen een echte filmindustrie: het economische en culturele systeem waarin het financieren, maken, verkopen, verspreiden (=distribueren) én vertonen van film samenkomen. Tegelijk worden er nieuwe soorten film verkend, vaak geïnspireerd door ontwikkelingen in de (beeldende) kunsten, zoals het modernisme en de avant-garde.
De filmindustrie in Hollywood
Vanaf de jaren 10 wordt Hollywood een steeds belangrijker centrum van de Amerikaans en de internationale filmindustrie. Aan de ene kant komt dit door het zonnige, droge klimaat van de staat Californië: handige, professionele lichtapparatuur bestond nog niet, waardoor veel filmmakers afhankelijk waren van natuurlijk daglicht om hun films te belichten. Ook zijn er veel verschillende soorten landschap die als achtergrond (de setting) konden dienen. Aan de andere kant zorgde de Eerste Wereldoorlog ervoor dat er vooral in Europa veel minder films werden gemaakt en landen er afhankelijk werden van Amerikaanse films.
Studiosysteem
In Hollywood wordt de filmindustrie georganiseerd in een zogenaamd studiosysteem, waarin filmstudio's (zoals Paramount, Universal en Warner Bros.) zich niet alleen bezig houden met het maken van films, maar ook de verkoop, verspreiding en vertoning (in eigen bioscopen) in handen hebben. Deze manier van produceren waarbij een en hetzelfde bedrijf verschillende onderdelen van een proces in handen heeft, heet verticale integratie.
Binnen dit studiosysteem worden ook de eerste filmsterren geboren, met een herkenbaar uiterlijk en imago dat zorgvuldig door de filmstudio werd bewaakt.
Ook ontwikkelen filmgenres zich verder tot verhalen met een vaste formule. En met 'vaste' acteurs en actrices die vanwege hun uiterlijk en talenten passen bij het genre en personage: denk aan de western, maar ook de slapstick-komedie.
Door het studiosysteem met verticale integratie, filmsterren, en de ontwikkeling van genres ontstaat er langzaamaan een bepaalde standaard, waardoor het produceren van films niet alleen efficiënter en goedkoper wordt, maar het publiek ook precies weet wat ze van een film kunnen verwachten. Film wordt in het Hollywood een echt economisch (export-)product, gemaakt om winst op te leveren, dat bij wijze van spreken zo van de lopende band rolt (die andere belangrijke uitvinding uit de 19e eeuw).
Slapstick: stille filmgenre bij uitstek!
Iemand glijdt uit over een bananenschil of krijgt een taart in z'n gezicht: slapstickhumor is door iedereen te begrijpen, want bij uitstek visuele humor vol rollen, struikelen, vallen en weer opstaan waar geen woorden voor nodig zijn. Slapstickacteurs zoals Charlie Chaplin, Buster Keaton en Harold Lloyd speelden vaak de rol van buitenstaander die worstelen met de wetten en regels van de maatschappij en zich met slimmigheid en toeval door het leven slaan. Feitje: slapstick is de naam van een slaghout dat in de Commedia dell'arte werd gebruikt om harde klapgeluiden te maken, alsof je iemand een knal verkoopt (maar zonder de ander pijn te doen).

Still: The Kid Brother met slapstick-acteur Harold Lloyd, Ted Wilde (regie), VS 1927
Terwijl de Hollywoodfilm zich ontwikkelt tot een succesvol commercieel (export-)product volgens een bepaalde standaardformule, komen er buiten de Verenigde Staten filmindustrieën en filmmakers op die zich openlijk laten inspireren door de ontwikkelingen in de (beeldende) kunst in Europa, zoals het modernisme, abstractie en de avant-garde. Filmmakers onderzoeken de unieke eigenschappen en mogelijkheden van het medium film: om er mee te experimenteren, iets echt nieuws en origineels te maken, iets dat misschien wel de maatschappij kan veranderen, of juist ruimte geeft aan de expressie van oerdriften en duistere en irrationele gevoelens en gedachten - vooral na de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog.
Abstractie
Verschillende kunstenaars verkennen de mogelijkheden van filmische materialen en technieken en experimenteren met belichting, abstracte vormen, kleur en beweging. Bijvoorbeeld in het werk van Viking Eggeling (geometrische vormen in beweging, geïnspireerd door o.a. grafische partituren) en Walter Ruttman: 'film als beeldende kunst'.

Still: Lichtspiel Opus I, Walter Ruttman, D. 1921
Sovjet-Unie: montage-experimenten en propaganda
In 1917 vindt in Rusland de Russische Revolutie plaats. De tsaar wordt afgezet en het land wordt een communistische staat: de Sovjet-Unie. De nieuwe regering onder leiding van Lenin ziet film als een belangrijk middel om op grote schaal en makkelijk (politieke) ideeën te verspreiden: film als propaganda. Tegelijk wordt er geëxperimenteerd met filmische middelen en technieken, in de geest van de vernieuwingsdrift van het Europese modernisme.
Kuleshov
In 1918 (in de nasleep van de Russische Revolutie) vraagt filmmaker Lev Kuleshov zich af: hoe creëer je betekenis met film? In een experiment gebruikt hij een en dezelfde close-up van het (neutrale) gezicht van een man, en wisselt dit door middel van montage af met telkens een ander beeld: een bord soep, een meisje in een doodskist, en een vrouw op een bank. Hij laat zijn montage-experiment zien aan een publiek en vraagt 'wat denken jullie dat de man denkt?' Afhankelijk van het shot dat voor en na het gezicht van de man wordt gemonteerd, zegt het publiek telkens iets anders: hongerig, verdrietig, of verliefd, terwijl de close-up van het gezicht van de man een-en-hetzelfde beeld is. Zo 'ontdekte' Kuleshov, dat betekenis bij film niet louter en alleen zit in het tonen van een zorgvuldig gecomponeerd, belicht en beeld: betekenis ontstaat ook door verschillende shots met elkaar te combineren in de montage: het Kuleshov-effect noemen we deze ontdekking, die ontzettend belangrijk is voor de ontwikkeling van filmtaal.
Andere filmmakers in de Sovjet-Unie bouwen voort op de experimenten van Kuleshov. Ze onderzoeken hoe je met montage emoties kunt oproepen, een boodschap kunt overbrengen en de kijker aan het denken kunt zetten. Sergei Eisenstein verkent de mogelijkheden om met film, zonder geluid (maar met cinematografie, mise-en-scène en montage) een (politieke) betekenis over te brengen. Daarmee ontwikkelt Eisenstein niet alleen een echt nieuwe 'filmtaal', maar ook propaganda voor het sovjet-regime, zoals in zijn film Pantserkruiser Potemkin (1925).
Nederlandse propaganda!
Tijdens de Eerste Wereldoorlog verkennen meer landen hoe film een krachtig middel kan zijn om het publiek te overtuigen. Zo kwam in 1916 de Britse propagandafilm The Battle of the Somme uit. Nederland was dan wel neutraal, ook in ons land werd er een propagandafilm uitgebracht, in 1917: Leger- en vlootfilm (Holland neutraal). Deze film over het werk van het Nederlandse leger werd gemaakt om het buitenland duidelijk te maken dat er met de Nederlandse neutraliteit niet viel te spotten en was de eerste lange Nederlandse documentaire waar een massapubliek op afkwam.
Duitsland: expressie, vervorming en vervreemding
Na de Eerste Wereldoorlog komt er in de Duitse filmindustrie een kenmerkende stroming op: het Duits expressionisme. De films zijn duidelijk geïnspireerd door het expressionisme in de beeldende kunsten, waarin herkenbare vormen zodanig 'geabstraheerd' (verdraaid, verschoven, verkleind of hoekig) zijn, dat ze niet langer 'realistisch' worden weergegeven.
De opkomst van de geheel eigen beeldtaal in de films die in Duitsland vanaf het einde van de Eerste Wereldoorlog, heeft een aantal oorzaken.
Door de rol van Duitsland in de Eerste Wereldoorlog, is het land economisch en cultureel gezien afgesloten van de rest van de wereld. Met grote gevolgen voor de Duitse filmindustrie, die voor een belangrijk deel afhankelijk was van de import van films uit andere landen. Vanwege dit economische en culturele isolement, de invloed van het expressionisme, maar ook de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog, werd er ook door Duitse filmmakers gebroken met tradities en geëxperimenteerd met nieuwe verhalen en filmische vormgeving. Daarnaast zie je ook hier de invloed van de toen nieuwe, populaire ideeën van Sigmund Freud over het onderbewuste en de mens die gestuurd zou worden door innerlijke, duistere driften.
Das Cabinet des Dr. Caligari
Das Cabinet des Dr. Caligari van regisseur Robert Wiene uit 1920 wordt beschouwd als de eerste film van het Duits expressionisme (en misschien wel de allereerste echte horrorfilm). Thema's als angst en vervreemding en dramatisch vervormde decors, groteske kostuums en props, overdreven (geschilderde) schaduwpartijen en make-up zijn duidelijk geïnspireerd door het expressionisme in de beeldende kunsten: en alles is bedoeld om je een beklemmend en onwerkelijk gevoel te geven.
Japanse horror
Ook buiten Europa zoeken kunstenaars, waaronder filmmakers, naar een nieuwe beeldtaal die breekt met de tradities van het verleden. Bijvoorbeeld in Japan, waar films in de beginjaren vooral gebaseerd waren op traditionele kabuki-voorstellingen. In 1926 kwam de experimentele horrorfilm Kurutta Ichipēji (Engelse titel: A Page of Madness) uit. Deze film maakt gebruik van de vernieuwende montagetechnieken van de sovjet-filmmakers, terwijl het gebruik van schots en scheve decors, ongebruikelijke camerastandpunten en sterke licht-donkereffecten een gevoel van angst en beklemming oproept dat je misschien wel herkent van de films uit het Duits expressionisme.
Surrealisme in film
De kunstbeweging van het surrealisme begint officieel in 1924, met het 'Manifest van het Surrealisme' van André Breton. Geïnspireerd door de 'anti-kunst' van dadaïsme en de droomtheorieën van Freud schrijft Breton dat kunstenaars beelden uit het onderbewustzijn moeten laten zien, zoals in dromen. Beeldende kunstenaars, zoals Dalí en René Magritte, maken schilderijen met droomachtige, onverwachte en onrealistische beelden.
Ook met film wordt onderzocht hoe deze droomachtige werelden kunnen worden vormgegeven. Een bekende surrealistische film is Un Chien Andalou (1929), van de Spaans-Mexicaanse filmmaker Luis Buñuel en kunstenaar Salvador Dalí. Van een echt verhaal is geen sprake: de beelden zijn associatief gemonteerd, alsof je een droom beleeft.

Still: Un Chien Andalou, Luis Buñuel (regie), Fr. 1929