In de jaren 1930 kwamen in Europa steeds meer landen onder leiding van dictators. In Italië was dat Mussolini met het fascisme, en in Duitsland kwam Hitler aan de macht met het nationaalsocialisme. Deze leiders wilden volledige controle over hun land en gebruikten propaganda—manieren om mensen te beïnvloeden via bijvoorbeeld posters, toespraken en films. In Duitsland leidde dit tot verschrikkelijke gebeurtenissen, zoals de Holocaust. In 1939 begon de Tweede Wereldoorlog, een wereldwijde oorlog met enorme gevolgen, de wereld veranderde voorgoed. Na 1945 begon de wederopbouw. Landen probeerden de schade van de oorlog te herstellen: kapotte gebouwen werden hersteld, economieën opgebouwd en samenlevingen geheeld. Maar de oorlog had diepe sporen achtergelaten in mensen.
Tijdens én na de oorlog speelde film een grote rol. Tijdens de oorlog werd film gebruikt om ideeën te verspreiden (propaganda). Terwijl na de oorlog films lieten zien wat de impact van de oorlog op mensen was. Films werden een manier om te reflecteren op de verandering in de wereld en het naoorlogse leven.
Ook in de niet-westerse wereld was film vaak een spiegel van de maatschappij, een middel tot propaganda of juist een vorm van verzet. Ondanks oorlogen, censuur en koloniale druk bloeide de creativiteit op vele plaatsen. In Egypte begon bijvoorbeeld in deze periode de opkomst van de Arabische cinema, met Cairo als centrum. Egyptische films waren vaak romantisch of komisch, maar behandelden ook sociale thema’s. Een voorbeeld hiervan is de film Strijd in de Valley (1954), een film die gaat over landbezit en klassen verschillen.