Emiel Copini: “De meeste scholen hebben de ambitie om filmeducatie te verankeren.”

Leestijd ca. 12 minuten

De resultaten van het onderzoek over de inbedding van filmeducatie zijn bekend. Emiel Copini, onderzoeker en ArtEZ-docent, neemt je in vogelvlucht mee door de bevindingen van de rapportage vol aanbevelingen.

Tweeënhalf jaar geleden ging het Netwerk Filmeducatie van start met het doel om filmeducatie in het curriculum te verankeren. Het aantal regionale filmhubs met filmeducatie-experts groeide naar zes, verspreid over heel Nederland. In hoeverre is filmeducatie op scholen in Nederland ingebed? En wat zijn de lessen die de filmhubs hebben geleerd?

Dit is wat onderzoeker Emiel in kaart bracht met Verankering in beeld: Filmeducatie op weg naar een volwaardige plek in het onderwijs (2022), samen met een onderzoeksteam van de Rijksuniversiteit Groningen. Ook de bevindingen van het landelijke netwerk, de 'zevende hub', werden meegenomen in het omvangrijke onderzoek.

Gecombineerd onderzoek

Hoe maak je verankering meetbaar? Er werd gekozen om twee onderzoeken parallel te laten open. Enerzijds was er de enquête die door 500 scholen is ingevuld. De uitkomsten geven een beeld van waar de scholen staan. Leerkrachten, docenten, cultuurcoördinatoren en schoolleiders in het primair en voortgezet onderwijs en een klein aantal in het speciaal onderwijs vulden de enquête in. Bij het uitzetten ervan werd gestreefd naar een zo goed mogelijke spreiding per regio en per provincie, rekening houdend met een verdeling tussen grote steden en minder verstedelijkte gebieden.

Het tweede onderzoek bestond uit interview-sessies met de filmhubs over de ervaringen die zij in de praktijk hebben opgedaan. Het combineren van de uitkomsten van de twee onderzoeken maakte het mogelijk om aanbevelingen te doen voor de verdere ontwikkeling van filmeducatie.

Gedeelde ervaringen

De regionale filmhubs brengen aanbieders en scholen in eigen regio in kaart, onderzoeken de behoefte van scholen op het gebied van filmeducatie en verbinden partijen met elkaar, waaronder scholen, externe filmeducatie-experts zoals filmdocenten en filmmakers en aanbieders van activiteiten op het gebied van filmeducatie.

Niet voor niets maakten de filmhubs verschillende keuzes over waar ze op inzetten. De een koos voor het primair onderwijs en animatie, een ander voor het voortgezet onderwijs en een thema dat bij het curriculum aansluit en een derde filmhub zette een samenwerking met een filmfestival op. Emiel: "De behoefte van scholen en wat past in eigen regio is het uitgangspunt bij het maken van zulke keuzes. Het opdoen van verschillende ervaringen brengt met zich mee dat de filmhubs van elkaar kunnen leren en veel aan elkaar hebben."

Film is veel

Wat bemoeilijkt de inbedding van filmeducatie nu eigenlijk? Dit zit 'm onder meer in dat film gezien wordt als 'leuk', dus als entertainment en ontspanning. Film wordt op scholen ook gebruikt om de lesstof te ondersteunen of illustreren. Daarmee wordt voorbij gegaan aan het belang van lesgeven over film. Want film is overal, het is rijk, maar ook complex en leerlingen kijken graag en veel film. Daarom is er binnen filmeducatie ook veel aandacht voor kritisch leren kijken. Film is ook sociaal, historisch en artistiek van groot belang.

Met welk doel zetten leraren film in de klas in? Ga naar pagina 48 voor het antwoord.

Lang niet alle scholen hebben kennis van genomen van wat filmeducatie omvat. Filmeducatie is het beleven van film, maar ook filmmaken. Een les kan gaan over de film zelf en hoe die gemaakt is. Maar ook over zelfexpressie of je blik op de ander en het kan toegang geven tot een bepaald perspectief op de wereld in een bepaalde tijd of omgeving.

Vijf pijlers, vier scenario's

Emiel en zijn onderzoeksteam werkte met indicatoren uit het vooronderzoek dat in 2020 plaatsvond, namelijk vijf pijlers en vier scenario's van verankering. De vier scenario's zijn: 'niet of nauwelijks', 'ad hoc', 'gestructureerd of verankerd'." Ad hoc betekent dat docenten af en toe iets aan filmeducatie doen zoals een enkele les, maar het heeft nog geen echte basis of geen structuur, is niet per se terugkerend en niet helemaal verbonden met het curriculum.

De pijler 'visie' is gericht op de vraag of er binnen de school een visie op filmeducatie bestaat. 'Aansluiting' gaat over de visie van de school op hun idee van hoe filmeducatie bij de leerling zou passen. Deze pijler heeft betrekking op pedagogiek, didactiek, leerdoelen en keuzes die worden gemaakt om de leerling aan te spreken. De derde pijler 'programma' gaat over hoe filmeducatie in het schoolcurriculum past. Heeft het een vaste plek, is het verbonden met het curriculum met examens en komt het in verschillende vakken voor?

Nieuwsgierig binnen welke vakken scholen film inzetten? Ga naar p. 76.

De vierde pijler is 'deskundigheid'. Hoe zit het met deskundigheid op het gebied van filmeducatie binnen de school? Ligt het bij een paar mensen? Wordt het voortgezet? De vijfde pijler is 'samenwerking'. Hoe wordt er binnen de school, of tussen het onderwijs en partijen buiten school zoals festivals en theaters, samengewerkt?

" Ruim een kwart van de PO-scholen en bijna eenderde van de VO-scholen heeft de ambitie om de volgende stappen te zetten."

Onderzoek Verankering in beeld (2022)

'Programma' VO meest verankerd

Aan de hand van de pijlers en scenario’s werd de verankering in kaart gebracht. In het onderzoek vind je tabellen die visualiseren waar iedereen die met filmeducatie bezig is staat en naartoe wil. Niet elke school moet of wil per se in scenario 4 terecht komen. Een van de uitkomsten van het onderzoek is dat de meeste scholen de ambitie hebben om filmeducatie in het curriculum te verankeren. Ruim een kwart van de PO-scholen en bijna eenderde van de VO-scholen heeft ook de ambitie om de volgende stappen te zetten.

Filmeducatie staat nog in de kinderschoenen, het is pionieren. Emiel: "Je ziet dat het VO verder is dan het PO, dus in het VO is filmeducatie meer verankerd. Het programma -dus hoe filmeducatie in het curriculum is ingebed- scoort het hoogst." Ongeveer 20% van de VO-scholen zet filmeducatie op het gebied van 'programma' in op een manier die 'gestructueerd' of 'verankerd' is. Het blijkt dat visie minder is verankerd. Scholen die al wat verder zijn, hebben een visie op filmeducatie 'ad hoc' verankerd. Er zijn dan ideeën en en initiatieven bij bepaalde docenten, maar er is nog geen visie vastgelegd. Dit is het geval bij 20% van de PO-scholen en 30% van de VO-scholen.

Rijkdom van film

In de opstartfase van de filmhubs bleek al snel dat de vraag niet kant-en-klaar bij de school aanwezig is. Maar de vraag naar filmeducatie kan ook gestimuleerd worden. Een uitkomst is dat filmhubs mogelijkheden kunnen tonen om scholen op weg te helpen. Filmhubs kijken waar verbinding te maken is en wat er al leeft op scholen, dus het is maatwerk. Emiel: "Visie ontstaat vaak bottom-up en terloops, dus de instelling van filmhubs is niet per se 'nu gaan we jou helpen een visie te formuleren', maar 'we gaan met filmeducatie aan de slag'. En dat vraagt begeleiding dus daar liggen voor filmhubs zeker ook kansen voor de toekomst."

Wat betreft 'aansluiting' is maken en kijken verbinden iets heel belangrijks. Scholen zetten soms specifiek in op 'we gaan filmmaken'. Anderen richten zich meer op film interpreteren en begrijpen. Maar in die verbinding is veel mogelijk. Dit wordt ook benoemd in de doorlopende leerlijn filmeducatie die door alle filmhubs wordt gebruikt en daar mooi bij aansluit. Emiel: "Film kan gaan over film zelf, maar ook over jou als mens, dat je via film eigenlijk naar jezelf kijkt en dat je via film naar de wereld kijkt. Ik denk dat die reikwijdte, die rijkdom, ook heel mooi is om op scholen te laten zien." Rond 40% van de PO-scholen en 60% van de VO-scholen is al een stapje verder als het gaat om 'aansluiting' en hebben filmeducatie 'ad hoc' verankerd.

Vakoverstijgend werken

Film kijken is ter ontspanning, dat is een veelvoorkomende opvatting. Emiel: "Op die manier film kijken in de klas kijken, wordt veel gedaan. Of het wordt gebruikt om een onderwerp te introduceren bij geschiedenis of aardrijkskunde. Maar dat je met filmeducatie vakken met elkaar kunt verbinden, dus dat verschillende docenten elkaar ook nodig hebben daarin, dat is een belangrijke uitkomst."

Bij 'aansluiting' speelt ook: aansluiten bij de belevingswereld, passend bij de context van die school van die plek van die leerling. Een uitkomst is dat je expertise op het gebied van aansluiting goed kunt verbinden. Je hebt natuurlijk externen; filmmakers, filmdocenten die de school inkomen of in filmtheaters aanwezig zijn bij festivals. En je hebt expertise bij de leraren en je hebt expertise bij de leerlingen. En ze hebben allemaal samen op een verschillende manier verstand van wat bij die leerlingen werkt. Dat samenbrengen en alle drie de kans geven, is ook een aanbeveling.

Complexe thema's bespreken

We moeten van het eenmalige en de opvatting dat film entertainment is af, dat werd veel genoemd. Want filmeducatie is meer dan dat. "Het is goed te verbinden met wat er geleerd wordt op school en er zijn veel kansen voor vakoverstijgend onderwijs. Film is heel geschikt voor het bespreekbaar maken van complexe thema’s."

Een inzicht bij 'programma' is dat je draagvlak binnen de school nodig hebt. "Als er een leraar op school al van alles met film doet, zou dat meer zichtbaar gemaakt kunnen worden. Dan krijgen collega’s het gevoel 'dit is van ons allemaal' en dus niet alleen ‘die ene leraar doet iets leuks met film’.

Co-creaties

Wat betreft 'deskundigheid' is een uitkomst dat die vaak al aanwezig is bij leraren en leerlingen, maar dat er vaak nog drempels weggenomen kunnen worden. "Als de leerling al veel met film doet, kan dat bij de leraar het idee geven: wie ben ik nou om de leerlingen iets te leren? Dit kan leiden tot 'handelingsverlegenheid'.

'Deskundigheid' gaat ook over het belang van het ontwikkelen van nascholing en bijscholing. Door meerdere hubs wordt er ook met pabo’s en docentenopleidingen samengewerkt. Ook het aangaan van duurzame samenwerkingsverbanden met externen, zoals een filmdocent. "Zo'n externe leert de school kennen en keert daar terug, wat kan leiden tot interessante co-creaties." En dat sluit ook weer aan bij 'samenwerking'. "Het is van belang dat er op allerlei manieren wordt uitgewisseld, samengewerkt, dat er een samenwerking in de regio ontstaat. Daar zijn de filmhubs een heel goed instrument voor."

Bijvangst

Leuke bijkomstigheid: de enquête onder 500 scholen heeft ook iets bij scholen geactiveerd. Sommigen antwoordden bij de open vraag over de definitie van filmeducatie 'we hanteren net als jullie een ruime definitie'. Maar er werd ook gezegd: zo had ik het nog niet bekeken maar dit lijkt me eigenlijk wel heel belangrijk en het lijkt me ook goed om ook games en social media in filmeducatie mee te nemen. Emiel: "Dus met de enquete activeer je ook weer iets, namelijk dat filmeducatie op scholen meer gaat leven, dat er meer wordt nagedacht over de plek die film nu inneemt, en dat er ideeën ontstaan om hier in stappen in te nemen."

Volgens de definitie van het Netwerk Filmeducatie hoort er veel bij film, zoals games en YouTube-filmpjes. Weten of scholen zich hierin kunnen vinden? Ga naar p. 42.

Duik in de rapportage

Verankering in beeld: Filmeducatie op weg naar een volwaardige plek in het onderwijs (2022) staat vol typerende uitspraken van leerkrachten, docenten, schoolleiders en filmeducatie-experts.

Deel artikel op

Bekijk ook eens

Bekijk alle artikelen
Volg ons op
s